materiaal, transport en BTW), echter voor een voor een voorbeeld woning kan daar nog wel wat van af. Deze panelen zijn gemaakt van samengeperst stro als kern met daaromheen karton (zoals bij gipsplaten). De panelen, met een dikte van 58 mm kunnen geleverd worden met een breedte van 1,2 of 0,8 meter. De lengte is wat u zelf aangeeft tussen de 0,5 en 3 meter. Deze ademende panelen zijn heel eenvoudig te installeren en hebben geen frame nodig voor niet dragende constructies. Voor dragende constructies kunnen de panelen worden gecombineerd met een houten of lichtstalen(H-profielen) frame. De panelen, met uitstekende geluidsisolerende en brandwerende eigenschappen, worden op de zelfde manier afgewerkt als gipsplaat. De warmte isolerende eigenschappen zijn, voor een constructie materiaal, ook uitstekend. De panelen sluiten praktisch naadloos aan elkaar wat zorgt voor een hoge luchtdichtheid en daardoor, minimaal warmte verlies. Door de ademende werking van de panelen wordt gezorgd voor een gezond binnenklimaat.
Standaard maten:
1200 x 58 x 1000 - 4500
Thermische geleiding: Coëfficiënt warmte passage:
λ = 0,102 W/mK, R = 0,5882 m2K/W U = 1,7 W/mK
Akoestische demping Enkel paneel:
Dubbel paneel:
27 dB (zonder afwerking) Afhankelijk van de spouwvulling en de tussen ruimte.
Brandwerendheid: Enkel paneel:
Vuur spreiding:
30 min onbehandeld en 60min behandeld
34mm / min.
Milieu: Opgenomen koolstof: Einde levensduur:
Geproduceerd uit organisch afval, of gerecycled materiaal zonder toevoeging van niet organische chemische componenten of toxische stoffen. 100% hernieuwbare natuurlijke grondstoffen.
4158kg CO2 / paneel
100% recyclebaar
Als u mij een E-mailadres geeft stuur ik u een folder.
Tel. 0640531571…
k vaak bouwkundige vragen tegen, reden om me bij deze groep aan te sluiten. Het kan dan gaan om bouwvergunningskwesties, maar ook om huurzaken. Voor een client zit ik nu met een aantal juridisch-bouwkundige vragen. Het gaat om een huurgeschil waarbij gebreken een rol spelen. Er is een bouwkundig rapport opgemaakt, maar dat is heel erg summier. Zoals het hoort, is het zuiver bouwtechnisch en geeft het geen antwoord op juridische vragen. Toch zou ik graag willen weten wat jullie mening over deze kwestie is.
Vraag 1:Met een meter is vastgesteld dat de buitenmuren beneden een vochtpercentage van 20-22 % hebben. Elders is het percentage 8-10%. Nu ben ik geen bouwkundige, maar ik weet wel dat voor het schilderen van hout en muren er een vochtpercentage van max. 5 % vereist is. Volgens het RIVM zijn hiervoor ook geen vaste normen, maar een vochtpercentage in juni van 20-22 % lijkt mij rijkelijk hoog. Kan hier sprake zijn van koudeval of iets anders?
Vraag 2:Er is vastgesteld dat de scheidingsmuren met de buren halfsteens zijn, zonder enige isolatie. Er is dus veel geluidsoverlast, vooral ook omdat de buren houten vloeren hebben en veel kinderen. Overlast betreft vooral stemmen en lopen. Het betreft een jaren dertigwoning, dus dat is niet ongewoon. De verhuurder vindt daarom dat het geen gebrek is. Volgens mij is het dat wel, volgens het Gebrekenboek van de Huurcommissie is gebrek aan geluidsisolatie en geluidsoverlast wel een gebrek. Wat vinden jullie?
Vraag 3:Er is vastgesteld dat de buitenmuren oud isolatiemateriaal bevatten (wit schuim, jaren 80?). Voldoet dat aan de vereisten van goede warmte- en geluidsisolatie?
Vraag 4:Op de zolder en in de slaapkamers (schuin dak) zitten oude lekkageplekken (lekkend dak). Het lekt niet meer en het dakhout lijkt opgedroogd, maar de plekken zitten er nog. Er hangt vrijwel voortdurend een muffe lucht. Kan dit schimmel zijn, of kan het zijn dak het dakhout toch gaar is?
Alvast bedankt voor het meedenken!…
oud collectief te regelen, anderzijds worden ze net als NS in het gareel gehouden door de politiek met betrekking tot het huurbeleid.
Corporaties worden niet door financieel afhankelijke personen gestuurd of gecontroleerd, iets dat zelfs bij beursgenoteerde bedrijven ook niet altijd goed werkt.
Nu moeten zij in de huidige situatie onderhoud en nieuwbouw plegen tegen door de politiek bepaalde huren. In de praktijk zijn de huren zo laag dat een studentenkamer in de steden al bijna evenveel kost als een hele woning met als gevolg dat er wachtlijsten zijn van 5 tot 10 jaar. Bovendien kan je bij een laag inkomen huursubsidie krijgen als de huur maar niet te hoog is (ca. € 680,-) Ik ken studenten geneeskunde in hartje Amsterdam, die daar door hun lange studie gelukkig mee zijn.
Nu probeert minister Blok een beetje marktwerking in te voeren door de huur afhankelijker te maken van de woonomgeving; 4,5% van de WOZ--waarde. Dat betekent dat in aantrekkelijke plaatsen de huur jaarlijks enkele procenten meer verhoogd mag worden om het verschil met de markt, dat wel een factor 3 kan zijn, iets te verkleinen. Ik hoor nu maar nergens in de pers, dat nieuwbouw door corporaties niet meer uitkan wegens de lage huuropbrengsten. Een stagnerend effect gaat ook uit van het prijsvoordeel van bouwgrond voor corporaties bij nieuwbouwprojecten, dat soms gratis tot slechts een kwart is van wat door de overige kopers betaald moet worden. De sector kon dus al moeilijk of helemaal niet bouwen zonder 'sponsoring' door particulieren!! Als er een wachtlijst van 10 jaar bestaat is het logisch, dat mensen meer over hebben voor een woning om eerder aan de beurt te zijn. Waar vraag is kan de prijs omhoog en komt er meer financiële ruimte voor nieuwbouw, waardoor de wachtlijsten verkorten. Een positief effect zou ook nog kunnen zijn, dat huurders eerder uit de Randstad naar goedkopere plaatsen zullen verhuizen. Bovendien zou het logischer zijn de huren meer te koppelen aan woonruimte en omgeving dan aan de huurgeschiedenis en de staat van nieuwbouw. Het gewenste effect van huurverhogingen is dan, dat huurders eerder bereid zullen zijn te verhuizen. Het zal altijd wel een taboe blijven om bewoners te dwingen te verhuizen als ze scheefwonen of te groot wegens wegvallen van partner of het vertrek van kinderen. Laat de huursubsidie dan maar een instrument zijn om e.e.a. te corrigeren. Het maximum zou dan wel omhoog moeten.
Nu zijn de meeste corporaties faliekant tegen de maatregel van 4,5 % WOZ-waarde in zijn artikel van 13 november, omdat in de uithoeken van het land de huren wel eens omlaag moeten gaan wegens deze koppeling van de huren aan de WOZ waarde. Dat is eenvoudig te vermijden door een regel eraan toe te voegen. De huren dienen minimaal gelijk te blijven aan de som van de kosten aan onderhoud, de overhead van de corporatie en (bijvoorbeeld) 1% van de WOZ waarde. Dat dient dan wel aan maxima gekoppeld te worden. Die overhead kan wel oplopen tot 2x de gemiddelde maandhuur van alle woningen! Dat legt een bodem onder de huuropbrengsten om corporaties niet failliet te laten gaan. De ww- en bijstanduitkeringen uitkeringen zijn immers ook in het hele land gelijk.…
Op 1 Februari 2013 om 14.13 toegevoegd door Willem Kester
in de Royal Society in London presenteerde) is dus een van de constante hoofdfactoren, die invloed hebben op de levensduur van de constructie en het binnenklimaat. Een paar cijfers: men ademt ca 50 g vocht uit per m3 per etmaal en er passeert door elke vierkante meter van de gevel ongeveer 6 g vocht per etmaal.
Dus, als het huis is gebouwd van dampdoorlatende materialen, dan zullen die materialen geen schade ondervinden en wij zullen binnenshuis een aangenaam klimaat hebben.
Men kan een tegenargument inbrengen: dat de meerderheid van de afdichtings- en reparatiematerialen niet dampdoorlatend zijn, en toch zien wij, dat niet bij alle opgevulde gaten en afgedichte kieren van een raamkozijn het vocht zich altijd zal ophopen.
Deze ogenschijnlijke afwezigheid van een duidelijke oorzaak-en-gevolg verbinding tussen de niet-dampdoorlatendheid en vochtophoping belemmerde de meeste schilders en, nog in grotere mate, ontwikkelaars van de schildersproducten, om dit probleem nader te onderzoeken. Ze namen genoegen met een niet goed doordachte, op losse schroeven staand concept dat de hoofdoorzaak van de vochtophoping en de afbraak van het schilderwerk en de constructie zelf, ligt bij het vocht en het water van buitenaf, en vanuit dit beperkte concept ontwikkelde men een grote diversiteit aan reparatie- en afdichtingmiddelen. Er was echter geen groot principieel verschil tussen al deze materialen, omdat ze de ‘kinderen’ zijn van het eerder genoemde concept: n.l. ze waren allemaal waterafstotend (hydrofoob), niet-dampdoorlatend, flexibel, en supersterk.
Als je nog dieper kijkt, zie je dat in wezen deze materialen gewoon een moderne, ‘gespierde’ versie van de alom bekende stopverf (mengsel van lijnolie als bindmiddel en krijt als vulstof) en teer zijn. Dus wellicht was de ontwikkeling van deze vul- en afdichtingproducten gebaseerd op een empirisch standpunt, eenvoudig gezegd: wij hebben iets gemaakt, dat het doel dient, maar nu moeten wij de onverwachte en ongewenste gevolgen zien weg te werken.
Om vochtophoping tegen te gaan, hadden onze voorouders iets bedacht: ze ontdekten n.l. een interessante wetmatigheid, die ik ook heb (her)ontdekt, n.l. dat het vocht zich bijna nooit ophoopt, als het vulmiddel, hetzij stopverf, een of andere epoxy- of styreen reparatiesysteem of dergelijke, op de grondverf of primer aangebracht wordt. En als dit vulmiddel, en het maakt niet uit welke, op kaalhout aangebracht wordt, zonder grondverf of primer, dan hoopt vocht zich altijd op.
Dit is dus het ‘ontbrekende gegeven’, waardoor verklaard wordt waarom soms zelfs niet-dampdoorlatende materialen geen vochtophoping veroorzaken: tw. als de bovengenoemde thermogradient- vochtstroom botst op een laagje van dampdoorlatende grondverf, verspreidt het zich in dit laagje om de barrière heen, en stroomt verder. Echter, als de vochtstroom intensiever wordt dan een bepaalde waarde, kan dit laagje het extravocht niet afvoeren, en komt er toch een vochtophoping. Maar als de vochtstroom direct in botsing komt met het niet-dampdoorlatende opvul- of afdichtingmiddel, blijft het bij de barrière rondtollen, wat voor ons langzamerhand zichtbaar wordt als de verf daar gaat afbladderen en het hout gaat rotten.
Twee vragen komen voort uit het bovenstaande:
1. is het ‘duurzaam’ om voor b.v. houten constructies niet dampdoorlatende materialen te gebruiken, die, zoals hierboven aangegeven, onbetrouwbaar zijn, soms heel duur zijn, een arbeidsintensieve en soms ook een disproportioneel dure voorbehandeling vereisen (sommige primers, vooral in de epoxyreparatie systemen zijn extreem duur)?
2. welke eigenschappen moet een reparatie- en/of afdichtingmiddel precies hebben om dit niet te veroorzaken? Wat is een ‘ideaal’ opvulmiddel?…
keuze? Op onze BouwProfs Facebook pagina vroegen we diverse bouwprofs naar hun mening.
Nick Jansen van NJ Bouw niet altijd dergelijke rachels maar dan wel met de juiste krammen. "Dat is geen probleem" zegt Nick, "ik kan er dan zonder moeite aanhangen".
Timmerman Felix van Huizen kiest altijd het zekere voor het onzekere. Oftewel, hij kiest altijd ervoor om dergelijke rachels te vast te schroeven. "Dan weet je tenminste zeker dat het vastzit" zegt Van Huizen.
Gerard van Aarle is groot voorstander van het nieten. "Met de juiste apperatuur schiet je bevestigingsmateriaal in een stalen spant en hang je er een auto aan" zegt hij. Bovendien vindt Van Aarle het schroeven een tijdrovende klus en achterhaald.
Woningopzichter Marc van Maanen van woningcorporatie Vivare is van mening dat het nieten van plafondrachels prima is. "Maar het gewicht van de constructie is altijd bepalend voor de uiteindelijke keuze van bevestiging" zegt Van Maanen. "De nieten hebben een geringere uittrekweerstand. Wanneer een plafond bijvoorbeeld ook nog van stucwerk wordt voorzien neemt het gewicht verder toe. Daar dient wel rekening mee gehouden te worden vooraf".
Wat is jouw mening over het bevestigen van plafondrachels? Nieten of schroeven? We horen graag jouw mening.…
om te leren van het hele bouwproces, alles wat erbij komt kijken, de mogelijkheden, onmogelijkheden en geldende eisen.
Mijn vraag gaat over het ventilatiesysteem wat ik voor ogen heb. De woning staat aan de ene kant op een winderige locatie direct aan het IJsselmeer en aan de andere kant aan een straat waar redelijk wat autoverkeer langs komt. Deze twee feiten, gecombineerd met hoge eisen qua geluid en comfort, maken mijns inziens dat het geen goed plan is om een centrale afvoerventilator vanuit de natte ruimtes met toevoerroosters boven ramen toe te passen.
Als er geen nadelen aan balansventilatie zouden zitten dan zou dat een voor de hand liggende oplossing zijn. Ik hoor daar echter teveel negatieve verhalen over zodat de keuze hier voor mij te risicovol lijkt. Bovendien zou ik ook qua ventilatie zoveel mogelijk het ideaal 'install en forget' willen bereiken, waar een balansventilatiesysteem zeker niet aan zal bijdragen.
Genoemde eisen brachten mij op twee ideeën waarvoor ik graag feedback zou krijgen:
1. Een ventilator die via kanalen vanuit alle ruimtes (natte- en verblijfsruimtes) afzuigt. De toevoer komt via de deuren van deze ruimtes naar het centraal gelegen trappenhuis. Het trappenhuis zelf heeft een toevoer in de gevel vanaf buiten (op de minst oncomfortabele locatie daarbinnen).
2. Een WTW die via kanalen vanuit alle ruimtes (natte- en verblijfsruimtes) afzuigt. De toevoer/inblaas is ter plaatse van de WTW rechtstreeks (zonder kanalen) in het centraal gelegen trappenhuis en via de deuren naar de ruimtes. Hiermee voorkom ik hopelijk een heel aantal (vervuilende) kanalen aan de inblaas kant.
Ik ben heel benieuwd hoe jullie de mogelijkheden van beide opties inschatten en waar jullie problemen voorzien!
Bij voorbaat dank…
klimaatverandering (schaderisicoʼs i.v.m. te hoge carbonemissies en te hoge stikstofemissies, potentiële overstroming, stormschade, aanhoudende droogteperioden, langdurige hittegolven, afnemende biodiversiteit, toenemend risico op infectieziekten).▪ Het voorkomen van kosten t.g.v. klimaatongunstig bouwen (extra benodigde koeling en extra benodigde verwarming met bijgevolg hogere energiekosten, mogelijk ook een toekomstige carbon-tax, gezondheidsproblemen door een ongezond binnenklimaat).Deze indirecte kosten zijn bij veel conventionele bouwmethoden hoog, soms zelfs heel hoog.
Houtbouw, met name massieve houtbouw, maakt het mogelijk om de bovengenoemde klimaatrisicoʼs te voorkomen en om klimaatgunstig (d.w.z. klimaatvriendelijk) te bouwen. Hierdoor nemen de indirecte kosten enorm af. Bij optimaal gebruik van massieve houtbouw kunnen de indirecte klimaat- & milieukosten vrijwel nul zijn, of zelfs tot onder nul dalen (dankzij compensatie van emissies, oftewel offsetting) – dan investeert men in het klimaat door klimaatvriendelijk, CO₂-positief en stikstof-positief te bouwen (d.w.z. CO₂-absorberend en stikstof-absorberend). De BKG-emissies (uitstoot van broeikasgassen) en stikstofemissies zijn in Nederland momenteel veel te hoog, wat op den duur veel risicoʼs en hoge kosten met zich meebrengt voor de hele samenleving. Ook is de biodiversiteit in Nederland momenteel heel laag, wat risicoʼs met zich meebrengt voor de volksgezondheid en voor de stabiliteit & kwaliteit van de voedselvoorziening.
Kortom, het is dus zaak om:▪ De BKG-emissies en stikstofemissies zo snel mogelijk te verlagen; dit kan zowel door directe afname als door offsetting.▪ Maatregelen te stimuleren die de biodiversiteit verhogen (verhoogde natuurwaarden).Duurzame bosbouw en boslandbouw zijn hiervoor uitstekend geschikt: 1] deze zijn een vorm van carbon farming, waarbij CO₂ uit de lucht wordt verwijderd en in de biotoop wordt opgenomen, door de groei van de bomen. 2] Gevarieerde bosbouw en boslandbouw/bosweiden (agroforestry / sylvopasture) dragen ook bij aan een betere gezondheid van het bodemleven, waardoor meer CO₂ uit de lucht verwijderd wordt en in de bodem opgenomen wordt. 3] Duurzame bosbouw en boslandbouw / bosweiden dragen tevens bij aan de biodiversiteit, en verminderen het risico op infectieziekten. 4] En dan is er nog een vierde voordeel: duurzame bosbouw en boslandbouw / bosbeweiding leveren hout, dat in de bouw gebruikt kan worden. Dat hout is dus een goede investering in klimaatbescherming, draagt bij aan verbeterde natuurwaarden (hogere biodiversiteit) èn het is een duurzaam bouwmateriaal dat uit Nederland afkomstig is (kortere transportafstand voor het bouwmateriaal). De allerduurzaamste keuze is om onverlijmd hout te gebruiken zonder chemische verven – dit kan namelijk heel goed hergebruikt worden en past dus goed bij de doelstellingen van circulair bouwen (de circulaire economie). Geen chemische verf meer gebruiken dus; in plaats daarvan gebruikt men ecologisch verantwoorde houtverduurzaming – daarvoor bestaan diverse mogelijkheden. Wat betreft onderhoudsarm bouwen: als de bouwdetails juist gekozen worden, dan kan een houten gebouw ook prima onderhoudsarm zijn. Het is echt een misvatting om te denken dat houtbouw tot meer onderhoud zou leiden: dat komt doordat men in Nederland – bij gebrek aan kennis en ervaring over houtbouw – houten gebouwen vaak verkeerd detailleert. Wanneer een houten constructie en een gebouwhuid van houtproducten zorgvuldig gedetailleerd worden, is ook een houten gebouw onderhoudsarm. Kijk maar eens naar hoe ze omgaan met houtbouw-details en houtverduurzaming in de Scandinavische landen, in de Alpenlanden, Duitsland, Canada en in Japan: daar kunnen we veel van leren voor de Nederlandse houtbouw! Wanneer correct gedetailleerd en correct uitgevoerd, kan een houten gebouw eeuwenlang staan met weinig onderhoud (deels zelfs bijna geen onderhoud); hiervan zijn talloze mooie historische voorbeelden te geven in o.a. Oostenrijk, Noorwegen, Finland, Rusland en Japan.
Al deze factoren tezamen overwogen, is hout dus duurzaam (klimaat- & en milieuvriendelijk) èn heel kostenefficiënt op de lange termijn.
De vraag is dan welke gebieden in Nederland zich lenen voor duurzame bosbouw: dat zijn allereerst van nature laagliggende gebieden en de laagst liggende polders (terreinen ver onder NAP). Deze zijn namelijk het minst geschikt voor bewoning, met het oog op de voorlopig nog lang aanhoudende zeespiegelstijging. Bosbouw in deze gebieden geeft ook meer natuurlijke wateropname, wat gunstig is voor laagliggende terreinen (minder bemaling nodig). Bepaalde boomsoorten groeien goed op vochtige grond; sommigen boomsoorten zijn ook geschikt voor zilte bodems. Door duurzame bosbouw in de allerlaagste gebieden van Nederland kan men duurzaam hout produceren voor de Nederlandse bouwsector. (Ook is het hout interessant voor o.a. de meubelsector.) Op die manier blijft de transportafstand voor het bouwmateriaal minimaal, wat gunstig is voor kostenbesparing en lagere transportemissies. Combineren van bosbouw en landbouw is mogelijk: door boslandbouw / bosweiden draagt men bij aan de biodiversiteit, aan een gezonder bodemleven (met meer CO₂-sequestratie en meer stikstofabsorptie), minder onkruid (dus minder gebruik van herbiciden) en een lager risico op infectieziekten. Boeren kunnen dus ook part-time bosbouwers worden, om hout aan de bouwsector te leveren. Duurzaam, klimaatvriendelijk èn kostenefficiënt - een goede investering in de toekomst. Het levert een prima samenwerking op tussen de bouwsector en de landbouw- / bosbouwsector, met gunstige outcomes voor beide partijen: een voorbeeld van een milieu-alliantie.
Milieu-allianties zijn biomimetisch: ze volgen het principe van symbiose, dat veelvuldig voorkomt in de natuur.
Conclusie:
Hout als bouwmateriaal is regeneratief en CO₂-positief. Bouwen met hout is natuur-inclusief, bio-based bouwen. Dit is gunstig voor milieu & klimaat en goed voor de economie.
Klimaatvriendelijk bouwen – o.a. met hout en met andere bio-based materialen – is heel belangrijk voor Nederland, want we leven in een laag land bij / onder de zee. Het is dus essentieel dat we er nu alles voor gaan doen om de zeespiegelstijging te vertragen en te verminderen, d.m.v.▪ emissieverlaging & nulemissie-maatregelen en▪ d.m.v. natuurlijke CO₂-opslag & stikstofabsorptie in de biotoop.In plaats van CO₂ en stikstof uit te stoten, moeten we het juist vasthouden, het weer binden in het ecosysteem – zoals biomen (flora- & fauna-systemen) dat van nature zelf doen. Dit vraagt wel om een omwenteling in de bosbouw- & landbouwpraktijk: van kunstmatig beheerste monoculturen naar natuur-inclusieve polyculturen.
Daar ligt niet alleen een prachtige kans voor de houtbouw, maar ook voor het aanleggen / stimuleren van duurzame wetlands (natuurrijke watergebieden), die we hard nodig hebben om 1] overtollig regenwater van stortbuien en hoge waterstanden in de rivieren te kunnen bufferen en om 2] het zodanig gebufferde water te kunnen gebruiken tijdens lange droogteperioden, die wegens de klimaatverandering steeds frequenter worden. En wetlands zijn ook prima geschikt voor recreatie en watersport.
Hier is ook een hele mooie kans voor het creëren van mangroven langs de kust en in de laagliggende delen van Nederland. Ons klimaat warmt op en is tamelijk vochtig (relatief veel regen), waardoor mangrove-soorten goed kunnen gedijen. Mangroves absorberen enorme hoeveelheden CO₂ en geven bovendien een goede natuurlijke kustbescherming. Duurzaam beheer en vernieuwing van mangroves is ook een attractieve, duurzame bron van hout, dat de bouwsector goed zal kunnen gebruiken.
Feitelijk keert men hiermee gedeeltelijk terug naar het oorspronkelijke Nederlandse landschap (van circa tweeduizend jaar geleden), dat voor een groot deel bestond uit wetlands. Maar dan op een manier die interessant is voor de huidige economie, d.w.z. wetlands waar duurzame bouwmaterialen geoogst kunnen worden (en waar ruimte is voor recreëren en sporten).
Op die manier gaan klimaatadaptatie en klimaatmitigatie hand in hand: enerzijds beschermt men zich voor de toegenomen klimaatinvloeden (aanpassen) en anderzijds draagt men – gelijktijdig – ook bij aan het verminderen van de klimaatverandering (mitigeren), waardoor de klimaatinvloeden in de toekomst uiteindelijk weer zullen gaan afnemen. Houtbouw + duurzame bosbouw in Nederland zijn dus goed voor toekomstige generaties !
#Klimaatmitigatie #PEFC #FSC #SFI #Biomimiek #Biomimicry #Natuurinclusief #Biobased #Regeneratief #Klimaatneutraal #CO2neutraal #Fotosynthese #CarbonFarming #LivingCarbon #Biochar #Biokool #DesignWithNature #OurCommonFuture…