ouwd zijn met de traditionele, harde en poreuze materialen, zoals hout, baksteen, mortel, stukwerk, beton en derg.
Binnenin een gebouw is het in de regel warmer en vochtiger dan daarbuiten, omdat wij levensbehoefte hebben aan warmte en daarbij zijn wijzelf en onze activiteiten een onuitputtelijke bron van warmte en vocht. Dit vocht stroomt voortdurend naar buiten via alle mogelijke wegen, met name via de poreuze muren, plafonds en houtwerk. Elke barrière op de weg van deze vochtstroming veroorzaakt bijna zeker een vochtophoping, zoals een dijk bij een rivier een meer creëert, tenzij de barrière dampdoorlatend is.
Een ‘duurzaam’ opvul-, afdichtings- en reparatiemiddel is dus een dampdoorlatend middel, en elk niet dampdoorlatend middel is niet ‘duurzaam’ omdat het vocht doet ophopen, waardoor de ondergrond afbreekt.
* * *
De door thermogradient gedreven vochtstroom (in de wetenschap Lykov-effect genoemd, naar de naam van de Russische wetenschapper Alexey Lykov, die dit effect in 1935 vaststelde en in 1937 zijn verslag in de Royal Society in London presenteerde) is dus een van de constante hoofdfactoren, die invloed hebben op de levensduur van de constructie en het binnenklimaat. Een paar cijfers: men ademt ca 50 g vocht uit per m3 per etmaal en er passeert door elke vierkante meter van de gevel ongeveer 6 g vocht per etmaal.
Dus, als het huis is gebouwd van dampdoorlatende materialen, dan zullen die materialen geen schade ondervinden en wij zullen binnenshuis een aangenaam klimaat hebben.
Men kan een tegenargument inbrengen: dat de meerderheid van de afdichtings- en reparatiematerialen niet dampdoorlatend zijn, en toch zien wij, dat niet bij alle opgevulde gaten en afgedichte kieren van een raamkozijn het vocht zich altijd zal ophopen.
Deze ogenschijnlijke afwezigheid van een duidelijke oorzaak-en-gevolg verbinding tussen de niet-dampdoorlatendheid en vochtophoping belemmerde de meeste schilders en, nog in grotere mate, ontwikkelaars van de schildersproducten, om dit probleem nader te onderzoeken. Ze namen genoegen met een niet goed doordachte, op losse schroeven staand concept dat de hoofdoorzaak van de vochtophoping en de afbraak van het schilderwerk en de constructie zelf, ligt bij het vocht en het water van buitenaf, en vanuit dit beperkte concept ontwikkelde men een grote diversiteit aan reparatie- en afdichtingmiddelen. Er was echter geen groot principieel verschil tussen al deze materialen, omdat ze de ‘kinderen’ zijn van het eerder genoemde concept: n.l. ze waren allemaal waterafstotend (hydrofoob), niet-dampdoorlatend, flexibel, en supersterk.
Als je nog dieper kijkt, zie je dat in wezen deze materialen gewoon een moderne, ‘gespierde’ versie van de alom bekende stopverf (mengsel van lijnolie als bindmiddel en krijt als vulstof) en teer zijn. Dus wellicht was de ontwikkeling van deze vul- en afdichtingproducten gebaseerd op een empirisch standpunt, eenvoudig gezegd: wij hebben iets gemaakt, dat het doel dient, maar nu moeten wij de onverwachte en ongewenste gevolgen zien weg te werken.
Om vochtophoping tegen te gaan, hadden onze voorouders iets bedacht: ze ontdekten n.l. een interessante wetmatigheid, die ik ook heb (her)ontdekt, n.l. dat het vocht zich bijna nooit ophoopt, als het vulmiddel, hetzij stopverf, een of andere epoxy- of styreen reparatiesysteem of dergelijke, op de grondverf of primer aangebracht wordt. En als dit vulmiddel, en het maakt niet uit welke, op kaalhout aangebracht wordt, zonder grondverf of primer, dan hoopt vocht zich altijd op.
Dit is dus het ‘ontbrekende gegeven’, waardoor verklaard wordt waarom soms zelfs niet-dampdoorlatende materialen geen vochtophoping veroorzaken: tw. als de bovengenoemde thermogradient- vochtstroom botst op een laagje van dampdoorlatende grondverf, verspreidt het zich in dit laagje om de barrière heen, en stroomt verder. Echter, als de vochtstroom intensiever wordt dan een bepaalde waarde, kan dit laagje het extravocht niet afvoeren, en komt er toch een vochtophoping. Maar als de vochtstroom direct in botsing komt met het niet-dampdoorlatende opvul- of afdichtingmiddel, blijft het bij de barrière rondtollen, wat voor ons langzamerhand zichtbaar wordt als de verf daar gaat afbladderen en het hout gaat rotten.
Twee vragen komen voort uit het bovenstaande:
1. is het ‘duurzaam’ om voor b.v. houten constructies niet dampdoorlatende materialen te gebruiken, die, zoals hierboven aangegeven, onbetrouwbaar zijn, soms heel duur zijn, een arbeidsintensieve en soms ook een disproportioneel dure voorbehandeling vereisen (sommige primers, vooral in de epoxyreparatie systemen zijn extreem duur)?
2. welke eigenschappen moet een reparatie- en/of afdichtingmiddel precies hebben om dit niet te veroorzaken? Wat is een ‘ideaal’ opvulmiddel?
* * *
Mijn standpunt over het belang van dampdoorlatendheid vanwege de constante thermogradient-vochtstroom in de gebouwen wordt gedeeld door vele bedrijven, personen en instellingen in Nederland en België. Een greep uit deze lange lijst (de termen ‘vochtstroom’, ‘vochttransport’, ‘damptransport’, ‘condensatie in de muren’ en dergelijke hieronder duiden een en hetzelfde verschijnsel aan):
Artikel in ‘ZZP’er in de Bouw’/september 2013: ‘Verpulverende bakstenen nopen tot actie’ door J. van Leeuwen.
Een zeer interessant artikel met een uitvoerige feitenanalyse van hoe het isoleren en niet-dampdoorlatendheid van een baksteenhuis leidt tot vochtophoping in de muren en eropvolgende afbraak van de bakstenen. De heer van Leeuwen heeft het daar duidelijk over de vochtstroom in de materialen, CITAAT ‘Met het vochttransport via baksteen worden ook mineralen vanuit de bouwmaterialen meegevoerd naar het steenoppervlak. EINDE CITAAT
Het enige wat ik aan het bovenstaande wil toevoegen is dat men logischerwijs kan concluderen dat als een vochtstroom door de bakstenen van het huis gaat, een deel van deze vochtstroom naar buiten gaat door het houtwerk van dit huis. Het is precies dezelfde stroom van vocht, alleen iets minder intensief, maar constant, met alle gevolgen die ik in mijn vorige berichten heb beschreven.
Rijksdienst voor de Monumentenzorg, brochure ‘Restauratie en beheer’, pagina 2:
CITAAT ‘De Rijksdienst voor de Monumentenzorg is om verschillende redenen geen voorstander van het op grote schaal gebruiken van kunststof voor het repareren van vensters en deurpartijen. In de eerste plaats omdat met kunststofreparaties geen fysische eenheid wordt
bereikt en er hierdoor problemen ontstaan met damptransport en verschillende uitzettingscoëfficiënten. In de tweede plaats omdat er in de toekomst problemen ontstaan bij de afvalverwerking van het gerepareerde hout.’ EINDECITAAT
Marc Swolfs Artikel_bouwen_aan_monumenten-.pdf:
CITAAT ‘Ten eerste is er de dampdoorlaatbaarheid van natuurlijke kalk…Zo vergaat het ook een oud gebouw dat je met andere materialen dan kalk (bijvoorbeeld cement, modernere verven…) gaat behandelen. Je gaat het optreden van condensatie in de muren, die ontstaat door de temperatuur-, druk en vochtverschillen tussen binnen en buiten, immers extra stimuleren als je opteert voor materialen met een hoge dichtheid. EINDE CITAAT
Alles wat de heer Swolfs over de muren zegt geldt ook voor het houtwerk van een gebouw.
Artikel in AgriWiki http://www.agriwiki.nl/wiki/Restaureren_veel_gemaakte_fouten
CITAAT ‘Door deze eigenschappen is een kalkvoeg altijd zachter dan of even zacht als de omringende baksteen. Dat is een waardevolle eigenschap bij buitenmuren. Die moeten immers veel vocht kunnen transporteren: van binnen naar buiten (woonvocht) en van buiten naar buiten (regen). Vochttransport vindt plaats via de weg van de minste weerstand: in geval van kalkmortel is dat de voeg. Kalkvoegen nemen eenvoudig vocht op en kunnen het ook weer snel afstaan. En als er een keer iets kapot vriest is het de voeg en niet de baksteen, want die neemt minder snel vocht op.
Bij een cementvoeg is de baksteen vaak het zachtste en meest poreuze onderdeel. Gevolg: de baksteen neemt het vocht op en kan het niet door de voegen verder transporteren. Daarom moet het vocht ook weer via de baksteen uitdampen. Als het vriest kan de steen gemakkelijker kapot vriezen (afgeschilferde bakstenen).’EINDE CITAAT
En als u in het bovenstaande fragment het woord ‘baksteen’ vervangt door ‘houtwerk’, en het woord ‘cement’ vervangt door b.v. ‘epoxyreparatiesysteem’, dan hebt u een juist plaatje van wat er gebeurt met b.v. een houten raamkozijn, dat u met een niet-dampdoorlatend epoxyreparatiesysteem hebt gerepareerd.
Dus een dampdoorlatend vul- en afdichtingmiddel is volgens het bovenstaande het enige juiste (duurzame) middel.…
t al langere tijd zwaar tijdens slecht weer. De noodoverstort op deze foto doet op zich prima zijn werk en voorkomt dat hemelwater via het dak ergens naar binnen komt of dat de dakbelasting teveel wordt. De signalerende functie dat het water niet meer via de geëigende weg het dak verlaat geeft inderdaad aan dat de uitlopen verstopt zijn of dat er ergens een verstopping in het gehele hwa systeem zit. Dat probleem zal aangepakt moeten worden om een waterballet te voorkomen.
HWA en noodoverloop niet op dezelfde hoogte plaatsen
Wat verder opvalt op deze foto is de plaats van de hwa, deze zit op dezelfde hoogte als de noodoverloop. Een niet wenselijke situatie. De plaats van de overstort is wel goed. Het is namelijk belangrijk dat je direkt merkt dat je hwa verstopt zit, zodat je daar zsm iets aan kunt doen. Plaats daarom de spuwer boven een raam of deur. Een raam verdient de voorkeur. Het is aan te raden een stadshwa aan te sluiten met een vergaarbak. Dan vermijd je ook teruglopen. Het verdient verder sterk aanbeveling om noodoverstorten niet aan te sluiten op de hwa. Bij terugtredend water is de ellende niet te overzien.
Geef water de ruimte
Bouwkundige Godfried Joosten pleit in de BouwProfs Linkedin groep voor een andere benadering van hemelwater. 'Geef water ook op eigen terrein ruimte in het ontwerp. Wat is er mis mee als je tuin of openbaar groen na een hoosbui een tijd onder water staat? Waterschappen werken dit nu uit op regioniveau. Uiteindelijk is het makkelijker om met de natuur mee te werken.'
Klimaatverandering vraagt om herijking rekennormen
Frank van den Aardweg komt als bouwkundige regelmatig problemen tegen met hemelwaterafvoer, zowel via leidingwerk als door spouwen. Zijn conclusie is dat de vochtproblemen door hemelwater vrijwel altijd door de uitvoering komen. Volgens Frank wordt het binnendringen van water via de spouw en maaiveld onderschat. Hij pleit ervoor om de rekennormen omhoog te halen omdat de oude normen voor waterafvoer niet langer valide zijn. 'Meer water zullen we wellicht niet krijgen in de toekomst, maar wel hevigere en intensere buien door de klimaatverandering' aldus Van den Aardweg. 'Dat vraagt om een herijking.'
Bouwkundig adviseur Hans van Leeuwen voegt daar aan toe dat bij een herijking van de rekennormen ook de overige overige aanwezige infrastructuur, b.v. hoofdriool en buizenstelsel, hierop moet aansluiten. Van Leeuwen: 'Dit zal bij al aanwezige infrastructuur niet het geval zijn waardoor een tijdelijke berging of overloop op openbaar gebied gerealiseerd zal moeten worden'.
Correcte afvoer hemelwater verantwoordelijkheid van gebouw eigenaar
Directeur Speciale Projecten bij Hurks Bouw Frans van den Broek vindt het een hele uitdaging om binnenstedelijk hemelwater op de correcte wijze af te voeren. Frans refereert bijvoorbeeld aan de overstorten van platte daken, die feitelijk niet toegestaan zijn bij gevels die grenzen aan particuliere belendingen. 'Een eigenaar moet er wettelijk op toezien (Boek 5 BW art 52) dat het hemelwater afkomstig van zijn gebouw niet op iemand anders zijn erf afloopt. Hij zal de afdekking daarop moeten afstellen' aldus Van den Broek.
Bouwfouten zijn van alle tijden. Op BouwProfs laten we regelmatig voorbeelden uit de praktijk van alledag zien. Want van fouten kunnen we leren immers. Op onze BouwProfs Facebook pagina lieten we enige tijd geleden bovenstaande foto zien. Op basis van de reacties hebben we dit artikel gemaakt. Heb jij aanvullend tips? Laat het ons dan weten en reageer via deze discussie.…
Wij geven onze opleidingen en cursussen ook in-company, gewoon bij jou op locatie. Het voordeel hiervan is dat het minder tijd (en daarmee geld) kost dan wanneer diverse medewerkers naar een locatie e
Op 22 April 2017 om 16.32 toegevoegd door Michel Eek