BouwProfs

De bouw online verbonden.

Archeologie in de ruimtelijke ordening: hoe gaat u er mee om?

Discussie gestart op BouwProfs op Linkedin door Harry Pape, Archaeological Consultant at ArcheoLogic:

"Wie van u heeft wel eens te maken gehad met archeologie als bouwconditie in de ruimtelijke ordening? En wie van u zat geregeld met de handen in het haar bij het proberen te managen van een dergelijk ongrijpbaar lijkend aspect van uw proces? Of u nu een projectontwikkelaar bent of de ontwikkelende tak van een gemeente, het is raadzaam om archeologie zo vroeg mogelijk in het bouwproces mee te nemen teneinde vertraging op een later tijdstip te voorkomen.

De Monumentenwet van 2007 maakt archeologie tot een verplichte ruimtelijke conditie, vergelijkbaar met die van milieu. Initiatiefnemers van bouw- of ontwikkelingsprojecten moeten voor eigen rekening en risico zogeheten behoudenswaardige archeologie veiligstellen. Dat kan leiden tot hoge kosten en aanzienlijke projectvertraging.

Het traject van de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) bestaat in principe uit drie fasen: inventarisatie, selectie en beheersing. De inventarisatiefase omvat het bureau-, boor- en proefsleuvenonderzoek. In deze fase wordt de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden in een plangebied verkend, gekarteerd en eventueel gewaardeerd. De bevoegde overheid (vaak de gemeente) besluit vervolgens of er behoudenswaardige archeologie aanwezig is. De initiatiefnemer besluit vervolgens welke beheersmaatregel hij wil toepassen op deze waarden, in overeenstemming met zijn bouwplannen. Dit is uiteraard een summiere uitleg, maar het toont kort welke stappen doorlopen moeten worden.

Voor het uitvoeren van archeologisch veldwerk zal u een uitvoerende partij nodig hebben. Het contracteren van een erkend archeologisch uitvoerder kan zowel direct gedaan worden, alsook via een archeologisch adviesbureau. Om sturing en transparantie te houden in het archeologisch proces zijn correct contracteren, aanbesteden en directievoeren mijns inziens van vitaal belang. Dit is natuurlijk echter een mening die gebaseerd is op mijn eigen ervaring als archeologisch adviseur en directievoerder.

Hoe gaat u in uw ruimtelijke ontwikkeling om met archeologie? Is dit aspect tot nu toe steeds gesmeerd verlopen, of kan u het woord 'archeologie' onderhand niet meer horen? Wellicht heeft u er nog nooit mee te maken gekregen, maar is dit in de afzienbare toekomst wel mogelijk?

Ik ben benieuwd naar de reacties!"

Weergaven: 240

Hierop reageren

Berichten in deze discussie

Reactie via BouwProfs op Linkedin van Eef van der Velden, Driven Technical & Commercial HVAC Advisor bij Colt International:

"Het woord archeologie heeft voor mij en een opdrachtgever van me een nogal bittere smaak gekregen. Deze opdrachtgever wil dolgraag een hotel gaan bouwen aan de oever van één van de grote rivieren hier in Nederland, hij heeft daar op dit moment al een restaurant, en wij zijn exact een jaar geleden al met elkaar overeengekomen dat wij daarvoor de klimaatinstallatie gaan verzorgen.

Na enkele kleinere aanloop perikelen zou dan eindelijk (net voor de bouwvak) de bouw gaan beginnen, tot grote vreugde van deze opdrachtgever. Helaas bleken er opnieuw archeologische onderzoeken uitgevoerd te moeten worden (lees: wéér maanden vertraging...) en daaruit komt mogelijk een vervolgonderzoek in de vorm van een geulenonderzoek die deze opdrachtgever zelf zal moeten bekostigen.

Deze kosten zouden zeer wel de nekslag voor het project kunnen gaan betekenen; volgens zijn zeggen gaan de kosten van het project hiermee zodanig uit de hand lopen dat het voor hem niet meer op te brengen is en hij het project in z'n geheel afblaast.
Ik weet van de opdrachtgever dat zijn aannemer dit project absoluut nodig heeft om te overleven en ook andere toeleveranciers en/of onderaannemers hebben dit project absoluut nodig om gedwongen ontslagen te voorkomen voor zover die al niet hebben plaatsgevonden.

Ik vraag me daarmee dan ook af in hoeverre het acceptabel is dat archeologie zulke verstrekkende gevolgen kan hebben."
Reactie via BouwProfs op Linkedin van Harry Pape, Archaeological Consultant ArcheoLogic:

" Het beeld dat dhr. Van der Velden hierboven schetst, hoe treurig ook, laat wel heel duidelijk zien hoe belangrijk het is om zo vroeg mogelijk in het bouwproces aan archeologie te denken. Op dit moment raad ik uw opdrachtgever dan ook aan om, wanneer dit nog niet is gebeurd, zo snel mogelijk een onafhankelijke adviseur in te schakelen om deze situatie te beoordelen.

Uiteraard hangt het er volledig van af in welke fase het archeologische proces zich bevindt: zit het plangebied in de inventariserende fase (bureau, boor- en proefsleuvenonderzoek) of is de selectiefase (met een bijbehorend selectiebesluit door de bevoegde overheid) al voorbij? Vaak is een proefsleuvenonderzoek bijvoorbeeld gebaseerd op het advies van een uitvoerder n.a.v. een bureauonderzoek of (karterend) booronderzoek. Het loont vaak om dit advies te evalueren: is een proefsleuvenonderzoek echt nodig? En zo ja, hoe uitgebreid moet dit dan worden?

Bovenstaand probleem komt voor uit het feit dat archeologie in Nederland wel in de wet verankerd is, maar geen normstellingen of interventiewaarden heeft (zoals wel het geval is in bijv. milieuonderzoek). Dit betekent in principe dat de bevoegde overheid (vaak een gemeentearcheoloog), die eisen stelt aan archeologisch onderzoek en de behoudenswaardigheid van oude resten vast legt in een selectiebesluit, alle archeologie belangrijk kan vinden.

Initiatiefnemers in de ruimtelijke ontwikkeling hebben meestal niet van huis uit de inhoudelijke en procedurele kennis van het archeologisch bestel, die nodig is om over dergelijke zaken in gesprek te gaan met de overheid. Ook dit is een reden om een adviseur in te schakelen, die deze rol op zich kan nemen.

Om te eindigen met een antwoord op de laatste vraag van dhr. Van der Velden: nu archeologie deel uitmaakt van de ruimtelijke ontwikkeling en door de maatschappij betaald wordt, wordt het hoog tijd dat de archeologische sector en bevoegde overheden gaan beseffen dat archeologie nergens is zonder draagvlak. En dat draagvlak creëer je door initiatiefnemers bewust te maken van de opties, door scherpe keuzes te maken (niet alles is belangrijk!) en door uiteindelijk in de gerealiseerde ruimtelijke ontwikkeling duidelijk te maken dat archeologie ook meerwaarde kan hebben. "
Archeologisch onderzoek komt steeds vaker voor, maar het is vooraf niet altijd bekend dat het moet gebeuren. Zelf heb ik een project gehad waarbij de vergunning voor de 1e fase al verleend was en er nog geen woord was gerept over een dergelijk onderzoek. Pas bij de toetsing van de 2e fase kwam er (vrij laat) nog eens het verzoek voor een archeologisch onderzoek van de gemeente. Op dat moment is het hele budget al rond en komt er een behoorlijke post onvoorzien bij...

Uiteindelijk zijn de kosten gedeeld tussen opdrachtgever en gemeente, maar werd de vergunning aangehouden tot na het onderzoek. Ook dit kost veel extra tijd in de procedure. Ik weet niet hoe de ervaring bij andere bureau's is, maar ben er wel erg benieuwd naar.
Reactie via BouwProfs op Linkedin door Mark van Gennip, Planeconoom Gemeente Tilburg:

" Maak of laat nog voordat je een lijn op papier zet een snelle quick-scan maken met de belangrijkste risicofactoren (bestemmingsplan en structuurvisie, verkeersontsluiting, parkeervoorzieningen, bodemgesteldheid, grondwaterstanden, verontreinigingen, hindercirkels, Klic-melding (kabels- en leidingen), archeologische verwachtingswaarde/vindplaatsen, rijks- en gemeentelijke monumenten, en niet te vergeten korenwolfjes!). Daarmee kun je een heleboel risico's uitsluiten, inperken, beheersbaar maken en/of inprijzen.

Het gros van deze gegevens is zonder al te veel moeite te achterhalen via internet en/of een paar telefoontjes. Dus waarom zou je ermee wachten tot je al een definitief plan hebt gemaakt.

De kosten van een quick-scan wegen niet op tegen, planwijzigingen, -vertragingen, of het afblazen een project.

Hoe sneller je duidelijkheid hebt, des te eerder kun je maatregelen nemen en des te lager je kosten én risico's. "
Reactie via BouwProfs op Linkedin van Harry Pape, Archaeological Consultant bij ArcheoLogic:

" De reactie van dhr. Weening geeft wederom een goed voorbeeld van wat er kan gebeuren, wanneer archeologie pas in een (te) laat stadium bij de planvorming betrokken wordt. Ik ben het dan ook geheel eens met de daarop volgende reactie van dhr. Van Gennip: het is zaak om zo snel mogelijk, liefst
nog voordat er een concept stedenbouwkundig plan ligt, de risico's in te (laten) kaderen.

Archeologie verdient tegenwoordig evenveel aandacht als milieu, flora & fauna of geluid. In principe ben je als initiatiefnemer in de ruimtelijke ordening verplicht om al deze bouwcondities af te kaarten. Zoals gezegd is het grote verschil tussen archeologie en de andere genoemde condities het ontbreken van normen en interventiewaarden. Er staat nergens te boek gesteld welke en hoeveel archeologie 'genoeg' is.

Met een beetje geluk treft u als bevoegde overheid inzake archeologie een gemeente aan die beschikt over archeologiebeleid, met een bijbehorende verwachtingen- en/of beleidskaart. In dergelijk beleid staat dan opgenomen welke ondergrenzen qua verstoringsdiepte en -oppervlakte gehanteerd worden, en welke intensiteit van archeologisch onderzoek de gemeente daar aan heeft gekoppeld. Dit zal echter lang niet altijd het geval zijn.

De reactie van dhr. Weening laat zien dat proactiviteit van de kant van de initiatiefnemer/verstoorder cruciaal is, aangezien de meeste gemeentes niet uit zichzelf zullen melden (of pas heel laat, zoals in dit geval) dat er naar archeologie gekeken zal moeten worden. Ik adviseer dan ook iedereen die gaat ontwikkelen/bouwen om z.s.m. een quickscan uit te laten voeren naar de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied.

Uit een dergelijke quickscan zal dan duidelijk worden of het traject van de Archeologische Monumenten Zorg zal moeten worden ingegaan, te beginnen met een bureauonderzoek. Een bureauonderzoek dient om tot een specifieke archeologische verwachting voor het plangebied te komen. Indien deze verwachting uitwijst dat er zich archeologische waarden in het plangebied kunnen bevinden, kan vervolgens een Inventariserend Veld Onderzoek (IVO) worden uitgevoerd.

Een IVO dient om de specifieke archeologische verwachting, zoals opgesteld in het bureauonderzoek, te toetsen en eventueel bij te stellen. Een IVO kan een verkennende (zijn er archeologische resten en is de bodemopbouw nog intact?), karterende (hoe diep zitten de archeologische resten en welke omvang in oppervlakte bestrijken zij?) of waarderende (wat is de waarde van de archeologische resten?) vorm aannemen. Deze drie vormen volgen normaliter op elkaar, maar kunnen in enkele gevallen ook in combinatie worden uitgevoerd (verkennend/karterend of karterend/waarderend). Let wel: de drie vormen van een IVO hoeven niet altijd allemaal uitgevoerd te worden. Dit hangt geheel af van de archeologische resten in het betreffende plangebied. "
Reactie via BouwProfs op Linkedin van Harry Pape, Archaeological Consultant bij ArcheoLogic:

" Nadat er een waarderend IVO heeft plaatsgevonden (meestal d.m.v. proefsleuven) neemt de bevoegde overheid een selectiebesluit. Hierin besluit zij of de gewaardeerde archeologische resten in het plangebied wel of niet behoudenswaardig worden geacht. Een selectiebesluit wordt genomen op basis van gemeentelijk beleid en (meestal) op basis van een selectieadvies, dat opgesteld kan worden door de uitvoerder van de IVO (dit wordt dan opgenomen in de rapportage) of door een onafhankelijke adviseur. Een seperaat selectieadvies van een adviseur wordt in de regel opgesteld in opdracht van de initiatiefnemer.

Als eenmaal besloten is welke archeologische resten behoudenswaardig zijn, moeten hier beheersmaatregelen voor worden getroffen. Vroeger betekende dit dat er standaard een opgraving plaatsvond; dit noemen we behoud 'ex situ' (de resten worden uit de grond gehaald). Tegenwoordig echter is het streven naar fysieke bescherming, oftewel behoud in situ (de resten blijven in de grond zitten). Fysieke bescherming kan gerealiseerd worden door o.a. inpassing (bijv. groen daar waar de archeologie ligt), ophoging (om zoveel mogelijk bouwingrepen boven de archeologische laag te houden) of archeologiesparend bouwen (bijv. door het gebruik van grondvervangende heipalen).

De keuze voor een dergelijke maatregel hangt voornamelijk af van de archeologie in het plangebied, van het stedenbouwkundig plan (het is makkelijker in te passen als het plan nog gemaakt moet worden) en van de ondergrond (bijv. slappe veenbodems hebben zo hun eigen funderingen nodig). Het is aan te raden om een maatregel- en inpassingsplan op te laten stellen, mocht u als initiatiefnemer kiezen voor fysieke bescherming.

Wat in het huidige bestel erg belangrijk is om te weten, is dat de bevoegde overheid een initiatiefnemer niet kan verplichten tot het doen van een opgraving: zij kan enkel eisen stellen aan de beheersmaatregel, die door de initiatiefnemer gekozen wordt. Wel kan het gebeuren dat een overheid dermate hoge eisen stelt dat een opgraving onvermijdelijk is (bijv. door bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv te verbeiden). In goed overleg met een welwillende bevoegde overheid, die zich bewust is van haar opties op dit gebied, kan echter vaak een passende oplossing worden gevonden voor het archeologische vraagstuk.

Dit alles schetst voor veel initiatiefnemers waarschijnlijk een omvangrijk en kostbaar proces. Daarom is het dan ook essentieel om, zo gauw u als initiatiefnemer het plan opvat om een bepaald plangebied te gaan ontwikkelen, de kansen op het aantreffen van archeologische resten in kaart brengt en de risico's in kosten en tijd inkadert. Continue sturing van het archeologisch proces is wel degelijk mogelijk, als u er maar vroeg genoeg bij bent. "

Antwoorden op discussie

RSS

Wie zijn lid van BouwProfs?

© 2024   Gemaakt door Michel Eek.   Verzorgd door

Banners  |  Een probleem rapporteren?  |  Algemene voorwaarden

Google+